Artikel over historie IJVP in AD/ Haagsche Courant
Simon Smit en Jan en Lia Gravesteijn zijn geïnterviewd voor het hiernavolgende krantenartikel dat vandaag (16 januari) verscheen.
Schaatsen met de keukenstoel
Door: JESSICA DE KORTE
Recreatief schaatsen op natuurijs was tijdens de oprichting in 1895 het motto van IJsvereniging Pijnacker. Samen rondjes rijden, opwarmen bij een kop warme chocolademelk en wie weet iemand aan de haak slaan. Later werd het serieuzer, want toen kwamen er kampioenschappen.
Helemaal aan het eind van de Sportlaan in Pijnacker, voorbij de hockey- en voetbalvelden, ligt het clubgebouw van de ijsvereniging: de Tinteltent. De naam werd ooit bedacht door Rein van de Winden, tijdens een wedstrijd vlak voor de opening in 1975. Achter de enorme plas valt geen bebouwing meer te bekennen, alleen maar grasvelden. Als het genoeg gevroren heeft, is het hier één groot festijn met jonge en oudere schaatsers. Vandaag is het stil.
Simon Smit (79), Lia (54) en haar man Jan (62) Gravesteijn halen in het clubgebouw herinneringen aan vroeger op. Smit kwam in 1970 vanuit Waddinxveen in Pijnacker terecht en sloot zich direct bij de ijsclub aan. 'Want dat deed je nu eenmaal'. Het echtpaar volgde ruim 16 jaar later. Ze vinden het tijd dat de jeugd het stokje van ze overneemt, maar dat is nog best lastig. ,,Wij gingen toentertijd automatisch aan de slag," zegt Jan Gravesteijn. ,,Nu moet je het echt aan jongeren vrágen.''
Wat betreft de schaatservaring is er volgens het drietal in de loop der jaren weinig veranderd. De sport draagt iets nostalgisch met zich mee: nog steeds betekent het één zijn met de natuur. ,,Als je tussen de rietstengels van de Nieuwkoopse plassen of door de Alblasserwaard schaatst, is dat zó geweldig,'' merkt Gravesteijn zwijmelend op. De schaatsen zijn beter, dat wél, en met die techniek zijn ook de tijden sneller geworden. In het begin draaide het vooral om het vermaak. Schaatsen was hét uitje. In 1895 kwamen de meeste Pijnackernaren hun dorp niet uit en in de winter zaten bouwvakkers, boeren en tuinders werkeloos thuis. Nog niet zo lang geleden was er in de winter een bouwstop, maar inmiddels gaat het werk zo lang mogelijk door.
Krullen draaien
In het jubileumboekje van de ijsvereniging in 1995 staat een interview met mevrouw Van Dijk, die op dat moment rond de 100 jaar is. Ze vertelt hoe ze met een keukenstoel schaatsen leerde. Op de schaatsen van haar broertje, want de houten exemplaren waren minder maatgebonden dan de huidige noren. Hardrijden deed ze niet, wel mooie krullen draaien en ringrijden. ,,Eigenlijk reden we maar wat raak.'' Later moest ze al het handwerk in huis doen, voordat ze het ijs op kon. Auto's waren er nog niet en op de schaats kon je vrij snel op je bestemming zijn. Dus ging men op de schaats moppen (koekjes) in Vlaardingen halen of naar Gouda voor een lange aardewerken pijp. Lia Gravesteijn leerde het schaatsen net als Van Dijk van haar vader, maar kon schaatsen wanneer ze maar wilde. In die tijd was er een kraam met patat, drank en muziek.
De generatie na Gravesteijn ging zich bij IJsvereniging Pijnacker echt serieus bezighouden met het hardrijden. ,,We begonnen met wedstrijden toen De Uithof in Den Haag in 1972 opende,'' zegt Smit, die onder meer scheidsrechter was bij de Olympische Winterspelen in Salt Lake City (2002) en twee keer aan de Elfstedentocht meedeed. ,,Onze trainers gingen daar met de jeugd aan de slag. In de zomer trainden ze dan wel hier in Pijnacker, om conditie op te bouwen.'' Lia Gravesteijn voegt toe: ,,DKIJV (Delftse Kunstijsbaan Vereniging uit 1966) deed langer aan wedstrijden mee en had al successen geboekt.'' Toppers kwamen bovendrijven, onder wie Ad Overdevest, die voor Jong Oranje ging schaatsen, Koert Wubben, Menno Ammerlaan en Michael Poot. Er ontstond steeds meer rivaliteit met andere verenigingen. Die was er überhaupt al. Het kan misschien niet geheel toevallig worden genoemd dat IJsvereniging Pijnacker op 16 februari 1895 het daglicht zag, negen dagen nadat prinses Wilhelmina een schaatsrondje in buurdorp Nootdorp maakte.
Inkomsten
Bij vriestemperaturen gaat al jaren alles uit de kast, want dat is dé tijd voor inkomsten. De ijsclub wil het liefst dat schaatsers naar háár natuurlijke ijsbaan komen, dus niet naar Nootdorp of Delfgauw. "We leggen de lat steeds hoger, want we willen beter zijn," zegt Gravesteijn. "De baan moet er op en top uitzien. Bij natuurijs komen rondom het clubgebouw vloerbedekking en rubberen matten, zodat schaatsers naar binnen kunnen, en extra slijpinstallaties. Meestal bellen we de krant. De leden staan hier dan aan de hekken te wachten tot ze mogen schaatsen. We worden platgebeld."
Van 1934 tot 1994 waren er 38 ijsbaanjaren en 332 ijsdagen. Dat betekent een gemiddelde van 5,4 ijsdagen per jaar. "Iedere keer bouwen we een reserve op voor de jaren dat er niet kan worden geschaatst," zegt Smit. "Veel oudere Pijnackernaren blijven gelukkig lid. Ze vinden dat er een ijsvereniging moet zijn. Maar we hebben inmiddels ook de Run Bike Run en Paasloop waarmee we extra inkomsten trekken."
De ondergaande zon brengt een oranje gloed boven het water. Niet veel later komt een klant binnen, die zijn schaatsen wil laten slijpen. Jan Gravesteijn loopt naar een ruimte waar meerdere machines staan en gaat met scherpe messen aan het werk, terwijl zijn kleindochter toekijkt. "Vroeger ging dat deels met de hand," zegt hij, wijzend naar een stoffig apparaat. ,,Mijn voorganger Cas de Graaf deed het nog zo.'' De schaats die hij onder handen neemt, is hypermodern: een zwarte Viking met knalrode strepen. Maar zijn kleindochter én dochters van 27 en 32 jaar hebben houten schaatsen, zegt zijn vrouw. ,,Niets mis mee.''